Hoe laat is het?
Kloklezen is voor veel leerlingen heel moeilijk. Vooral het taalaspect is hierbij een struikelblok. Met het leermiddel ‘Hoe laat is het?’, kunnen de leerlingen zelf kloklezen inoefenen.
Het leermiddel bestaat uit twee delen: één deel waarbij de leerling kan oefenen om de analoge klok te lezen en een ander deel waarbij de leerling het lezen van de digitale klok kan inoefenen. Bij dit leermiddel kan de leerling eenvoudig individueel aan de slag aangezien er een zelfcontrole voorzien is. Een begeleider is hier dus niet noodzakelijk.
Alle analoge klokken en alle digitale klokken zijn gemaakt in drie verschillende kleuren: groen, blauw en oranje. Deze staan voor de verschillende moeilijkheidsgraden: er zijn 15 groene klokjes, deze zijn de gemakkelijke oefeningen en peilen naar de kennis van de leerlingen over volle uren en halfuren; er zijn 20 blauwe klokjes, deze zijn oefeningen met een middelmatige moeilijkheidsgraad en doelen ook op de kennis van de leerlingen over ‘kwart voor’, ‘kwart over’; en er zijn 25 oranje klokjes, deze zijn de moeilijke oefeningen waarbij gepeild wordt naar alle mogelijke combinaties van de wijzers bij kloklezen.
In het midden van elke cirkel staat een klokje. Daarrond staan steeds mogelijke oplossingen. Het is de bedoeling dat de leerling bij alle juiste antwoorden een wasknijper speldt. Er zijn dus meerdere antwoorden correct. Dit aantal varieert echter van klokje tot klokje. Het is aan de leerling om te zien hoeveel correcte oplossingen er zijn. Wanneer de leerling het klokje omdraait, kan hij/zij de juiste oplossingen zien en controleren of hij/zij juist was. Is de leerling fout? Dan legt hij/zij het klokje op de rode duim. Is de leerling juist? Dan legt hij/zij het klokje op de groene duim. Aan het einde van een reeks worden alle klokjes die op de rode duim liggen opnieuw gemaakt, tot alle klokjes correct zijn.
Het leermiddel bestaat uit twee delen: één deel waarbij de leerling kan oefenen om de analoge klok te lezen en een ander deel waarbij de leerling het lezen van de digitale klok kan inoefenen. Bij dit leermiddel kan de leerling eenvoudig individueel aan de slag aangezien er een zelfcontrole voorzien is. Een begeleider is hier dus niet noodzakelijk.
Alle analoge klokken en alle digitale klokken zijn gemaakt in drie verschillende kleuren: groen, blauw en oranje. Deze staan voor de verschillende moeilijkheidsgraden: er zijn 15 groene klokjes, deze zijn de gemakkelijke oefeningen en peilen naar de kennis van de leerlingen over volle uren en halfuren; er zijn 20 blauwe klokjes, deze zijn oefeningen met een middelmatige moeilijkheidsgraad en doelen ook op de kennis van de leerlingen over ‘kwart voor’, ‘kwart over’; en er zijn 25 oranje klokjes, deze zijn de moeilijke oefeningen waarbij gepeild wordt naar alle mogelijke combinaties van de wijzers bij kloklezen.
In het midden van elke cirkel staat een klokje. Daarrond staan steeds mogelijke oplossingen. Het is de bedoeling dat de leerling bij alle juiste antwoorden een wasknijper speldt. Er zijn dus meerdere antwoorden correct. Dit aantal varieert echter van klokje tot klokje. Het is aan de leerling om te zien hoeveel correcte oplossingen er zijn. Wanneer de leerling het klokje omdraait, kan hij/zij de juiste oplossingen zien en controleren of hij/zij juist was. Is de leerling fout? Dan legt hij/zij het klokje op de rode duim. Is de leerling juist? Dan legt hij/zij het klokje op de groene duim. Aan het einde van een reeks worden alle klokjes die op de rode duim liggen opnieuw gemaakt, tot alle klokjes correct zijn.
De inhoud van deze website is niet bedoeld voor commerciële doeleinden - © Elien Eggermont & Luna Delange - 2016